Het Bätz-Friedrichs-orgel

De Protestantse Gemeente van Oostvoorne bezit sinds 1923 een orgel. Het eerste instrument was een eenklaviers orgel met vrij pedaal, dat werd geplaatst door orgelmakerij Standaart uit Rotterdam. Het instrument bezat de volgende dispositie:

Manuaal
Prestant 8'
Roerfluit 8'
Gamba 8'
Celeste 8'
Aeoline 8'
Octaaf 4'
Concertfluit 4'
Woudfluit 2'
Blokfluit 1' b/d

Octaafkoppel
Tremulant

Pedaal
Subbas 16′

Doordat het Standaart-orgel in verval raakte en de restauratie ervan een kostbare aangelegenheid was, werd besloten tot aanschaf van een Bätz-Friedrichs-orgel (1773/1807).     In aanvang werd dit instrument in 1770 gebouwd voor de Doopsgezinde Kerk van Haarlem door de orgelmaker J.H.H. Bätz (1709-1770), leerling van Chr. Müller (1690-1763). In 1771 werd dit orgel door Bätz zijn twee zonen Gideon Thomas (1751-1820) en Christoffel (1755-1800) afgebouwd en opgeleverd. Het orgel bezat tien stemmen, verdeeld over een klavier en een aangehangen pedaal. In 1807 werd het orgel uitgebreid door J.C.F. Friedrichs (1762-1826) uit Gouda. Friedrichs plaatste een tweede werk, een zwelwerk (het eerste zwelwerk in Nederland). Bovendien voegde hij aan het Bätz-gedeelte een Bourdon 16' toe, waardoor de orgelkas moest worden uitgebreid.

In 1826 werden de frontpijpen vernieuwd door de orgelmakers J.C. in der Mauer (?-?) en Gabry (?-?). In 1832 werd de Open Fluit 4' die Friedrichs disponeerde vervangen door een Viola di Gamba 8' van Gabry. In 1883 werd het orgel verkocht aan de Hervormde Janskerk te Haarlem.

Door sluiting  van de Haarlemse Janskerk, in 1931, werd het orgel door de Rotterdamse firma Spanjaard gedemonteerd en naar de Bakenesserkerk te Haarlem overgebracht. In deze kerk werd de kas van Bätz (zonder sofiet), het orgelfront en een gedeelte van het pijpwerk samengevoegd met het aanwezige Strobel-orgel, en pneumatisch gemaakt.

Na de sluiting van de Bakenesserkerk, in de jaren vijftig van de vorige eeuw, raakte het orgel in vervallen staat. Enkele ontbrekende delen konden echter worden gereconstrueerd of worden verworven uit delen van andere Bätz-orgels. De orgelkas en een klein gedeelte van het pijpwerk waren nog authentiek.

De Hervormde Gemeente van Oostvoorne kocht het orgel in 1995, onder adviseurschap van dr. Hans van Nieuwkoop, aan. Van 1998 tot 2000 werd het orgel, op advies van organist Aart Bergwerff, gerestaureerd door orgelmaker Albert Hendrik De Graaf (1928-2014) uit Leusden, die eveneens een nieuw pedaalwerk plaatste. Het instrument kreeg een Bach-Kellner-stemming. In 2017 vond er een grote onderhoudsbeurt plaats door Elbertse Orgelmakers uit Soest, waarbij eveneens Bergwerff als adviseur optrad.


Dispositie:

Hoofdwerk (C-f3)
Bourdon 16' (Friedrichs)
Prestant 8' (In de Mauer en Gabry)
Bourdon 8' (De Graaf)
Octaaf 4' (Bätz/De Graaf)
Gemshoorn 4' (Bätz)
Roerfluit 4' (Bätz)
Quint 3' (Bätz/De Graaf)
Superoctaaf 2' (Bätz/De Graaf)
Mixtuur III-VI (Bätz/De Graaf)
Cornet IV (De Graaf)
Trompet 8' (De Graaf)

Onderpositief (C-f3 )
Prestant 8' (Friedrichs)
Holpijp 8' (Friedrichs)
Flûte travers 4' (Friedrichs/De Graaf)
Fluit 4' (Friedrichs)
Nachthoorn 2' (Friedrichs)
Flageolet 1' (Friedrichs/De Graaf)

Pedaal (C-d1)
Subbas 16' (De Graaf)
Prestant 8' (De Graaf/Friedrichs [B-d1])
Fagot 16' (De Graaf)

Speelhulpen
Tremulant

Koppels
OP-HW /HW-Ped